Translate

Salar de Surire

Vrijdag 23 januari
Ik had gelezen, dat de zonopkomst hier boven de Salar de Surire spectaculair zou zijn, dus tegen half zeven even het gordijn opzij. Inderdaad was het een uitzicht uit een sprookjesboek. Ik heb me langzamerhand in de vrieskou maar aangekleed en heb een tijd van dit alles lopen, om warm te blijven, te genieten. Mijn verbazing was groot, dat er een tweede auto naast het kantoortje stond.
De parkwachter was vroeg in de morgen gekomen om voor mij een ontbijt klaar te maken. Warme thee, geroosterd brood van de warme kachel, kaas, worst en jam.

Overal lopen beesten te eten en drinken.
Het viel me weer op, dat de rangers, parkwachters en al het andere personeel van de CONAF, zoals ik dat in Putre en eerder op het hoofdkantoor in Santiago ervaren had, bijzonder vriendelijk en hulpvaardig zijn. Ik heb dichter bij huis andere ervaringen opgedaan met het personeel die onze natuurgebieden mogen beheren.
Ik ben eerst langs de zuidkant van het grote Salar de Surire gereden, wat een waanzinnige 20 kilometer rit is, dit keer over een redelijk berijdbare weg met bobbels. Het landschap met vier besneeuwde vulkanen volop in de ochtendzon met hier en daar wat wolken, het meer, of water en zoutvlaktes van totaal ongeveer 11.300 ha groot, op een hoogte van 4.200 meter, die steeds wisselen van kleur; roze, wit, soms jadegroen of andere groentinten.

Flamingo's op het meer.
Het smelt- en regenwater kan niet afvloeien en kan alleen maar door verdamping uit dit dal ontsnappen, zodat het zout achter blijft. Vanaf de groene randen van de zoutvlaktes loopt het terrein geleidelijk op naar de bergen, gekleurd in lavarood met strogele grassen. Overal lopen grote kuddes Lama’s en Vicuna’s, in het water foerageren verschillende soorten flamingo’s en aan de randen rennen Suri’s (een soort kleinere Emoes) met hun kuikens heen en weer. Af en toe moet ik even stoppen, gewoon genieten en deze sfeer opsnuiven. Maar ik moest ook verder, wilde ik vanavond ergens in de bewoonde wereld kunnen slapen en….tanken.

De bronnen zijn van ver te zien.
Maar mijn eerste doel was om een bad te nemen in een echte bron.
Uiteindelijk zag ik de dampende bronnen in de verte opdoemen. Ik had geen flauw idee, wat ik daar zou aantreffen. Ik ben de bronnen in Duitsland, Oostenrijk en Nieuwe Schans gewend.
Zoveel te dichter ik de dampende bronnen naderde, zoveel te rozer werd het van de grote hoeveelheiden flamingo’s. Op een soort parkeerplaats zette ik mijn auto neer en ging op onderzoek uit van hoe en wat. Een klein bord verschafte mij voldoende informatie in het Engels.

De Thermes, waar je zo in kunt stappen.
Ik was alleen en ben dan ook zonder zwembroek het warme zwavelhoudende water ingestapt en heb een kwartiertje, dat werd geadviseerd, van het bad genoten. Ik rook uiteraard eerst gewoon naar zwavel, maar dat veranderde in de loop van de dag in een penetrante rotte eierengeur. Ik had mij na het bad moeten afspoelen, maar waarmee?

Ik ben niet de enige die op de zoutvlakte rondloopt.
Tegen het middaguur verliet ik de Salar de Surire en reed omhoog in zuidelijke richting naar het eindpunt van de weg die hier bij het zoutmeer was begonnen, ja heus, deze weg had een eigen nummer n.l. de A95 en was 80 kilometer lang tot het eindpunt, het grensstadje Colchane. Hier wou ik overnachten en mijn tank en jerrycans vullen. Ik rekende uit, dat ik hier toch tegen vier uur zou kunnen zijn om de steeds penetrantere geur van het zwavelbad af te kunnen spoelen.


Wanneer ik een foto wou maken en dus uit de auto moest stappen had ik ademhaling moeilijkheden, voelde me misselijk en had hoofdpijn, waarbij enkele paracetamols niet hielpen. Mijn buik stond op springen en ik had een droge mond. In mijn helderheid van geest probeerde ik te drinken, maar de slokken gingen moeilijk door mijn keel.

11.300 ha groot.
Het landschap was hier weer heel anders, alsof ik door een ver verleden tijdperk reed, ergens in het beginstadium van het leven op aarde. Tijdens de rit dacht ik hier over na en realiseerde me, dat het Andesgebergte nog steeds in ontwikkeling is met alle kenmerken als het vulkanisme, aardverschuivingen, schollendriftinvloeden, opstuwing of verzakkingen van hele terrein en aardbevingen die soms tsunami’s veroorzaken.  Allemaal voor de mens verwoestende en in vele gevallen met veel dodelijke slachtoffers, maar voor de ontwikkeling van de aarde alleen maar processen voor  vernieuwing en eeuwige herhaling.
Overal om me heen hoge witte kegels die overgaan in de lange puinhellingen en wegvloeien tot ver onder mij. Ik bevond me zeker een uur rijdend op een hoogte van bijna 5.000 meter, tussen twee waarschijnlijk slapende vulkanen door.

Onderweg het gebruikelijke landschap.
Nadat ik uiteindelijk was gedaald tot 4.500 meter hoogte stonden opeens overal Polylepis bosjes. Dit was veel oostelijker en bijna 1.000 meter hoger dan de Polylepis velden die ik gisteren had gezien voor Belén. De planten hier waren meer gedrongen. verderop, aan een andere kant van de bergrug, stonden er duizenden exemplaren verspreid in het landschap. Het zou hier gaan om de kleiner blijvende Polylepis tarapacana, maar het verschil in hoogte en neerslag en de gescheiden ontwikkeling kan ook de oorzaak zijn van kleine ontwikkelings veranderingen en daarom zou ik meer geneigd zijn om het een ondersoort van Polylepis rugulosa te noemen. Dus Polylepis rugulosa spp. tarapacana.

Polylepis rugulosa spp. tarapacana?
Hier stonden ook veel bolvormige cactussen, Cumulopuntia boliviana, ook hier is een kleine afwijking tussen de twee verschillende types en worden de planten wel in dezelfde soort, maar in verschillende subsp. onder gebracht t.w. met de groenere stekels subsp. echinacea en de met bruinere stekels subspp. ignescens. Overal groeien natuurlijk tussen de lavablokken Azorella’s.
Opeens doemde beneden mij een lange vallei op en aan de zigzaggende contouren op de helling naar beneden te zien verliet ik de mij plagende hoogte.  De weg had weer eens aan kwaliteit verloren en hobbelend over kuilen, uitstekende stenen en langs afgronden kwam ik in de vallei terecht. De weg was eerst smal, later breder waarbij mijn voorgangers soms drie verschillende rijbanen hadden gecreëerd.  Onderweg passeerde ik verschillende spookdorpjes, maar had geen zin om uit te stappen, ik wou naar beneden, weg van mijn hoofd- en buikpijn.

Net geboren
Aan de andere kant van deze lange vallei wordt het terrein natter, want ergens zoekt het smeltwater van de omringende besneeuwde vulkaankegels ook de uitgang van deze vallei of in ieder geval de laagste plekken. In deze natte grasachtige plekken grazen grote groepen Lama’s en Alpaca’s, die ik tot Colchane langs de beek zal aantreffen.

De natte kant van de vallei.
Soms wringen de weg en de beek zich door nauwe kloven. De weg wordt langzamerhand slechter, nu es niet met veel rotsachtige hobbels en bobbels, maar door mul en soms natte lavaslijk, waar diepe sporen in zijn gereden door mijn voorgangers. Over mede weggebruikers gesproken, deze hele weg, vanaf het begin van de ochtend tot Colchane ben ik slechts twee tegenliggers tegen gekomen, één man met fiets aan de hand en een automobilist vlak voor Isluga.

Alleen het kerkje van Mucomucone is goed onderhouden.
Ik was blij een goede terreinwagen te hebben gehuurd.
De paar dorpjes later langs deze weg zijn grauw en rommelig, maar de bevolking heeft wel grote plannen, want overal wordt nieuwe irrigatie aangelegd. Ik zou hier niet kunnen en willen wonen.

Eindelijk, tegen half zes reed ik dan Colchane binnen. Hoopvol eerst maar op zoek naar een tankstation en daarna een hostel om daar een douche te kunnen nemen, wat eten en dan naar bed, want ik was inmiddels total loss.
Maar wat sommige mensen in Arica, Putre en de ranger hadden belooft, er is geen tankstation in dit mistroostig grensstadje te vinden. Mijn tank stond bijna op reserve en de drie jerrycans waren leeg. Iquique ligt ongeveer 180 kilometer westelijk, weliswaar veel lager, maar ik kan mij niet naar beneden laten glijden zonder hulp van de motor.
Een groep Nederlands uitziende toeristen lopen druk foto’s te maken van het troosteloze Colchane en wanneer ik hun aanspreek blijken het inderdaad Nederlanders en wat Belgen te zijn. Ze hadden vier weken uitgetrokken om Chili vanuit het zuiden tot de Peruviaanse grens door te reizen. Ze hadden een Argentijn met minibus gehuurd en zouden dezelfde route vandaag nog even rijden die ik van Putre achter mij had gelaten en waar ik twee dagen over had gedaan. Ik heb hun dit afgeraden met deze bus. Ze zouden dit overwegen en anders via Iquique en Arica naar Putre rijden, dat kostte volgens de leider slechts twee uur rijden. Ik heb me maar stil gehouden, want volgens mij duurt deze trip minimaal 7 uur, zonder te stoppen onderweg. Ik vertelde wel, dat bijna iedere vreemdeling rond Putre hoogte problemen krijgt. Zij vertelden dat ze al sinds de eerste week in Chili geacclimatiseerd waren. Ik dacht, laat ze maar gaan, komt wel goed.
Maar ik moest wel brandstof hebben en reed door naar de Boliviaanse grens, misschien dat daar een tankstation was. Maar helaas, er krioelden wel veel Bolivianen en backpackers rond de grote touringcars, die op weg waren naar het 450 kilometer verderop gelegen La Paz.
Ik informeerde bij de IOP, de Chileense grenspolitie. De vriendelijke beambten overlegden en vertelden mij, dat ik een probleem had. Schouderophalend gaf ik hun te kennen, dat ik dan eerst graag ergens wilde slapen omdat ik behoorlijk veel last van hoogteziekte had.
Na overleg stapte de commandant achter het stuur van mijn auto en gebaarde dat ik naast hem moest komen zitten. Hij reed de Chileense douane voorbij en bleef voor de Boliviaanse grenspost staan. Na overleg met de beambten moesten we de auto laten staan en met de lege jerrycans naar de plaatselijke tankstation lopen.

Virgen del Carmen, na betere tijden.
Om een lang verhaal kort te houden bleef ik met de lege jerrycans in een zeer druk Boliviaanse grenswinkeltje achter tussen Boliviaanse moeders met kinderen, terwijl de politiecommandant ergens langs slinkse wegen brandstof probeerde te regelen. Na een half uur kwam hij terug en in het niemandsland stonden twee jongetjes met een handkar waarop twee volle jerrycans onder en kleed verborgen waren. Na het overgieten werd er afgerekend met Boliviaanse peso’s die we intussen in het winkeltje gewisseld hadden.
Toen ik vroeg, wat ik deze beste man verschuldigd was, antwoorde hij, dat het toezenden van een mooie Chileense foto meer dan voldoende zou zijn. Deze wil hij als aandenken op zijn kantoor hangen.
Ik heb naast dit gebeuren meer goede ervaringen met de Chileense politie en andere beambten gehad, waarbij het me telkens opviel, dat het hier om gewone mensen gaat, die graag ten dienste staan van hun mede mens. Wij in Nederland vinden dat te ver gaan, daar moet bevolking en de staat duidelijk gescheiden worden en moet de politie macht en afstand uitstralen, met het bonnenboekje in de aanslag om jouw naam op in te vullen.
Maar intussen was ik nog steeds op 4.500 meter hoogte en voelde me klote.
Ik heb een kleine hostel kunnen vinden en nadat ik tevergeefs geprobeerd heb om Carin te bellen om haar te willen feliciteren, lag ik tegen half negen kapot op bed.