Translate

Op weg naar Salar de Surire

Donderdag 22 januari
Toen ik redelijk op tijd uit Putre kon vertrekken, scheen de zon en het beloofde een mooie dag te worden. Ik had voldoende water en proviand bij me, want ik had het idee, dat ondanks dat er onderweg kleine dorpjes zouden zijn, daar waarschijnlijk geen winkeltjes of een restaurantje in te vinden zouden zijn.
Bij het verlaten van Putre kon ik nog kiezen, of linksaf de snelste route naar Salar de Surire, of rechtsaf en langs de westelijke hellingen van de Altiplano om vervolgens dwars door het midden van de Altiplano over te steken naar het grote zoutmeer. Aangezien ik hier in Chili voornamelijk voor de planten ben, zou de laatste optie naar mijn idee het meeste resultaat opleveren.

De scheiding tussen de Altiplano en de droge pampa
Blijkbaar had het de afgelopen nacht in de bergen gesneeuwd, want de meeste toppen waren wit.
Bij Zapahuira, twee huisjes en een paar houten krotten, verliet ik de snelweg Arica – Putre – Bolivia in zuidelijke richting. Tot Belén was de weg geasfalteerd, daarna ging het over in een grindweg met veel kuilen en soms onmogelijke bochten. Deze weg volgt redelijk de hoogtelijn van 3.500 meter.
De eerste tien kilometer komen hier opvallend veel verschillende soorten cactussen voor, o.a. de Kandelaarcactus of Browningia candelaris, de diepgegroefde en meerstammige, tot bijna twee meter hoge Corryocactus brevistylus, de wollige Oreocereus leucotrichus en Or. Variicolor, deze laatste twee soorten worden niet hoger dan ander halve meter, de bolvormige Cumulopuntia, en de plat op de grond liggende cactussen Austrocactus spiniflorus, Eriosyce en Maihueniopsis glomerata. Deze laatste soorten worden slechts enkele centimeters hoog en je moet oppassen er niet op te trappen of, en dat ging soms net goed, niet met de knieën op te gaan leunen tijdens het fotograferen van andere planten.

Stam van Polylepis
Dit is ook het gebied van de Fabiaceae Senna birostris, een tot een meter hoge heester met intens gele bloemen, die in niets lijken op de bloemen van de lipbloemigen, waar de Fabiaceae nauw aan verwant is. Alleen de peulachtige vruchten geven de relatie aan. Verder staan hier Senecio reicheanus en Sen. Behnii. Een beetje spichtig heestertje, dat bij nader onderzoek Fabia denudata bleek te zijn, lijkt in het geheel niet op de veel bekendere Fabia imbricata, die ik veel ten zuiden Bariloche in Argentinië had gezien.

Polylepis
Tijdens het autorijden ben ik uiteraard bijzonder oplettend; de veelvoud aan planten, de prachtige vergezichten en uiteraard de smalle weg met aan de rechterkant de diepe afgronden. Soms een droge beek met uitgesleten diepe gleuven. Toen ik langzaam een bocht wou nemen, kwam uit het niets een rode Toyota met bijzonder hoge snelheid mij tegemoet. De weg was net breed genoeg voor één auto en automatisch trapte ik op de rem. Mijn tegenligger schoot rakelings langs mij een diepe greppel door en kwam met een ruk tot stilstand. Mijn eerste gedachten, met een kloppend hart achter in mijn keel, waren; dat ging maar net goed. De tegenligger gaf verbouwereerd en met trillende stem aan, dat hij veel te hard had gereden. Onder zijn auto zat een grote klomp beton van de wegafbakening en samen hebben we met hangen en wurgen de auto weer vrij kunnen krijgen. We konden elkaar niet verstaan, maar we waren op dat moment elkaars beste vrienden.
Iets voor het dorpje Belén is een politiepost en tegen de gevel van een schuurtje stond een grote struik of boompje. In dit hele gebied komen geen grote struiken en al helemaal geen bomen voor, alleen dan bij de huizen soms een aangeplante Australische Eucalyptus. De mooie in een rozet staande kleine donkergroene bladeren en de sterk afschilverende stam zijn de eigenschappen van Polylepis rugulosa, een heester die ik jaren geleden eens van Ward van Teylingen had gekocht en achteraf toch niet winterhard genoeg bleek te zijn.

Polylepis rugulosa
Verderop richting Belén staan hele hellingen vol met Polylepis rugulosa, die ongeveer vijf meter hoog worden en zo plotseling dat deze struiken verschenen, zo plotseling stonden er geen meer.
Na Belén verandert de weg en werd het landschap ruiger, de weg gaat soms tussen enorme rotspartijen door. Grillig en geelwit van kleur. Voor mij, die wel wat gewend is, maakt dit stuk weg grote indruk. Na een half uur rijden, merk ik, dat door de overweldigende indrukken, ik geen foto’s heb gemaakt. Helemaal in de ban van een droomlandschap laat ik het maar zo en besluit dat het lunchtijd is. In een gebied met veel goudgele grassen, Stipa frigida, om me heen en neem ik even rust en eet wat crackers met tonijn uit blik, wat goed bij mijn stemming past. Als dessert eet ik een sinaasappel.

Bijschrift toevoegen
Rond Tignamar, een kleine oase dorpje, is het groen. Via een uitgebreid netwerk van irrigatiekanaaltjes worden de akkertjes van water voorzien. Ook de andere kleine dorpjes, of wat hier dan ook voor mag doorgaan, hebben blijkbaar een waterader waar hun irrigatiesysteem mee gevoed wordt. In tegenstelling met de Nederlandse boer of tuinder, die alsmaar willen uitbreiden, is hier te zien, dat stukken land verlaten zijn. Waarschijnlijk door vertrek van de jonge bevolking. Ik heb het idee, dat je van nature gelukkig en snel tevreden moet zijn, anders is het hier niet uit te houden in de elke dag brandende zon en schrale bodem. De bevolking is hier zelfvoorzienend, want de dichts bijgelegen stadje is Putre, waar ik zelfs geen nieuwe zonnebril kon kopen. En Putre ligt hier inmiddels ongeveer drie uur stevig door rijden vandaan.

Stipa frigida

Ik heb drie gebiedskaarten bij me en de ene dag gebruik ik de één, dan es de ander en soms de derde. Vandaag gebruik ik de kaart die ik per ongeluk uit Arica had meegenomen. Na Tignamar zou ik links af moeten om bij het einddoel van deze dag Salar de Surire te willen komen. Wat ik mij bij dit gebied moest voorstellen, daar had ik geen idee van. De weg bleef slecht en ik hoefde volgens de kaart alleen maar rechtdoor te rijden. Het vervelende van deze weg is, dat hij is aangereden met een zware rupsvoertuig, zodat het allemaal korte bobbels zijn, waarbij de auto en ik trillen op een onaangename manier. Als dat zesenvijftig kilometer door zou gaan, zou ik de komende nacht in bed blijven trillen. Het gebied is hier kaal, zonder interessante planten, veelal glooiend, maar soms doemt er een grillige rotswand links o rechts op. Diepe steile kloven zijn in de loop van de tijd ontstaan door water, dat blijkbaar een zachtere gesteentelaag wist te overwinnen. Het hele gebied ligt bezaaid met harde en zachte lavastenen, die op een lavagruis liggen. De ene vulkaaneruptie is de andere niet, soms stolt de lava tot harde basaltachtige lagen, soms is het poreus en gemakkelijk door water te verweren. Dit zal de oorzaak wel zijn van de lange en diepe kloven in dit maanachtig landschap.

De weg kronkelt door rotsformaties. 
Ergens halverwege deze weg zou een haakse splitsing zijn, althans volgens de kaart. Maar de splitsing was niet haaks en de aanduiding van de bewegwijzering klopte ook niet wat ik op mijn kaart kon zien. Ik besloot om gewoon recht door te rijden. Toen ik verderop weer een V-vormige splitsing aantrof, nam ik de rechterweg, deze scheen mij de juiste. Intussen was het weer veranderd, rond de kegels van de bergen hingen donkere regenwolken met hier en daar sluiers regenslierten.

Diepe ravijnen doorsnijden het landschap

 Het landschap ging ook meer over in een vulkaanachtige berglandschap, soms met sneeuw bedekt, soms alleen met lange conische hellingen. Hier groeiden alleen nog borstelige graspollen. Ik werd oplettend op wat zou komen, want als het ergens regent, dan komt ook ergens het water langs de flanken naar beneden. Op de harde gesteente lagen zou dit sneller zijn, dan wanneer de hellingen uit poreus gesteente zou bestaan en deze zachte lagen zijn uiteraard al lang wegge-erodeerd. 

Het water erodeerde deze zachtere lagen.
Ik zag wel al links en rechts van de weg diepe afwateringsgleuven, waarbij de weg kort geleden machinaal was hersteld, soms had de wegbeheerder hier een buis onder de weg gelegd.
De weg leek steeds minder op een slechte weg, maar leek meer op een twee en halve meter brede strook met twee sporen, net al de lanen langs de wijken in Wildervank, waar ik de pest aan had om met mijn motor langs te scheuren.

Oreocereus Variicolor
Ik moest steeds vaker met de auto door het water van een beekje, het terrein werd ook steeds heuvelachtiger zodat mijn auto moest laten zien waarvoor hij gemaakt was. Na het doorwaden van een diepe beek met een steile helling aan de overzijde, ben ik maar eerst uitgestapt om van de omgeving te kunnen genieten, want daar was ik voor onderweg en niet om spectaculair te auto rijden. De Dakarrally wordt hier wel ergens verreden, maar daar deed ik niet aan mee.

Festuca Hypsophila
Het beekje kwam uit een smalle kloof vandaan. Op de richels van de kloof stonden heel opvallend enkele wollige cactussen. Deze combinatie was zo mooi, dat ik besloot om de motor uit te zetten, al stond de auto midden op de “weg”, er zou hier toch niemand voorbij komen en anders moesten ze dit keer maar even op mij moeten wachten. Doodstil was het hier.
Opvallend stonden hier veel verschillende cactussen, waaronder de prachtig grijsblauwe op de grond liggende Haageocereus fascicularis. Ik had al lang het idee, dat ik de verkeerde weg zou hebben genomen, maar dit stukje terrein was een toegift op mijn reis door de Altiplano.

Haageocereus fascicularis
Nadat ik verder was gereden, stond ik plots voor een brede wild stromende beek, wat al meer op een rivier begon te lijken. Ik ben eerst maar uitgestapt om te kijken hoe en waar het verder ging. Aan de overkant was geen pad of weg meer te zien. Al wadend door het water en soms springend van steen tot steen zag ik dertig meter stroomafwaarts het vervolg van mijn route. Niet verder nadenken, maar het hoofd koel houdend, ben ik maar die dertig meter door de beek gereden. Aan de overzijde heb ik een paar complimenterende woorden tot de auto gesproken.
Maar ondertussen werd ik natuurlijk steeds meer onzeker, want het was al na vijven en tegen acht uur is hier het grote licht uit en om in dit gebied te moeten overnachten bij min 15 graden, wat de beschrijving van de CONAF folder aangaf, daar moest ik niet aan denken.

Na een regenbui.
Toen ik besefte, dat de weg steeds meer naar het zuidwesten liep ben ik uiteindelijk omgekeerd en ergens waar een kudde schapen liep heb ik de dolende herder de weg gevraagd. Deze vriendelijke man, met een soort wollen boerka voor zijn gelaat, maakte me duidelijk dat de refugium van de CONAF echt de andere kant op was. Een uur rijden rechts aanhouden. Nadat ik de moed bijna had opgegeven, want het begon te regenen en het werd langzamerhand donkerder, zag ik het grote zoutmeer voor me opdoemen. Dit was een sprookjesachtig gezicht, de besneeuwde vulkaankegels, de donkere onderkanten van deze bergen en ervoor de witte zoutvlaktes in het afnemende licht.
Al snel vond ik de verlaten CONAF refugium, ongeveer twintig meter hoger dan het meer. De deur was los en binnen stonden bedden met dekens.
Ik heb snel mijn bed klaar gemaakt en heb mijn eigen hoeslaken, op advies van Margriet gekocht, tussen de dekens gelegd. In de warme auto, die met de neus naar het zoutmeer stond werd ik verbijsterd van het plotselinge schouwspel van de ondergaande zon.

De Cerro Arintica in de avondzon.
Uiteraard kon ik de moed opbrengen om de fles wijn even alleen te laten om dit kleurenspel te fotograferen. Hier was geen elektriciteit en dus met behulp van de zaklantaarn, waar Margriet ook aan heeft gedacht, mij in bed gewurgd. Ik voelde, dat de temperatuur ging zakken en viel woelend langzaam in slaap.