Translate

In de Altiplanos

Putre 17 januari
Het internationaal gezelschap in de Hostel in Arica bood een leuke afleiding tijdens mijn Chileense reis. Er wordt hoofdzakelijk Engels gesproken en het gespreksstof is meestal niet-Chileens. Dit keer werd er veel over Peru gesproken en uiteraard over de studies die deze studentes, want backpackers zijn hier in Chili voornamelijk meiden tussen twintig en dertig jaar. Af en toe bevindt zich een jongeman tussen de backpackers en soms een oudere alleen reizende, zoals ik. 
Het ontbijt was goed en iedereen aan de lange tafel was bezig met voorbereiden en informatie inwinnen over het volgende reistraject, wat voor 90 % richting Santiago is.


Het eerste stuk vanaf Arica.
Ik zou als enige naar het oosten reizen, richting de Boliviaanse grens. Backpackers zijn afhankelijk van de richtingen van het openbaar vervoer, ik rijd auto en ben dus flexibel in mijn reisdoelen.
De eigenaar van de Hostel is een Kiwi, een Nieuw-Zeelander dus. Hij drukte mij op het hart, vooral veel extra brandstof in jerrycans mee te nemen voor mijn reis door de Altiplana. Ik vertelde hem, dat ik drie jerrycans in de auto had staan, maar dat ik geen slaapzak bij me had. De Altiplana, het uiterste noorden van Chili is een leeg en is zo goed als ontoegankelijk. Er is alleen een drukke weg tussen Arica en Bolivia, waar hoofdzakelijk 
De pas naar Bolivia.
Boliviaanse vrachtwagens op rijden.

Nadat ik mijn boodschappen had gedaan reed ik de weg naar het oosten op. Eerst door een redelijk breed dal dat echt groen is, hier bevinden zich hoofdzakelijk groente- en consumptiemais tuinderijen. Later werd deze strook tussen de direct hoog oprijzende zand en rotsheuvels steeds smaller. Na twintig kilometer is het afgelopen met het groen en ook met de heuvels, want nu nemen bergen het landschap in bezit. De weg voert eerst nog een paar kilometer door het dal, maar wanneer deze te smal wordt en de bergwanden te stijl, kruipt de weg langzaam omhoog via scherpe haarspeldbochten en bijzonder lange hellingen. De afgronden worden dieper en uitwijken naar de andere zijkant is ook niet meer mogelijk.
 
Browningia candelaris.

Het verkeer is voornamelijk vrachtverkeer met Boliviaanse nummerborden, de trucks zijn anders dan op onze Nederlandse wegen, de motorkap is langer. Waarschijnlijk zit hier een grotere motor onder, want er wordt nogal wat power van de motor gevraagd. 
De bergpas ten zuiden van het Lago Buenos Aires was al indrukwekkend, maar deze weg naar Bolivia is een pas van de hoogste categorie. Hij gaat eerst moeizaam naar 3.500 meter hoogte en na Putre gaat het verder omhoog naar 4.660m op de grens mat Bolivia. Hier zijn drie grote vulkanen, respectieflijk 6.063, 6.330 en 6.542 meter hoog.

Sacoroma.
Onderweg ben ik even van de hoofdweg afgereden naar het kleine plaatsje Socoroma. Dit plaatsje ligt aan een waterader en hier is dus te leven en kunnen er groenten verbouwd worden. Vanuit dit smoorhete plaatsje loopt een oud Inca pad naar het noorden.  Socoroma lag in vroegere tijden aan een zilverroute.

Oreocereus variicolor.
Hier groeien ook de eerste cactussen. De meest opvallende is de Kandelaar cactus, Browningia candelaris, die plots overal in de bergen groeit. Verder staan hier veel Corryocactus brevistylus meestal samen met Oreocereus variicolor. Deze laatste cactus heeft mooi opschijnende , maar bijzonder scherpe naalden.
Maar het landschap wordt hoofdzakelijk begroeit met Festuca chrysophylla een borstelvormig gras en Senna birostris, een geel bloeiende heester van ongeveer een meter hoogte.
Ik had deze middag niet veel zin om met de opkomende hoofdpijn mij te verdiepen in alles wat in dit heet en steil landschap groeit.
  
Dit liep goed af.
Plotseling staat alles stil op een spannend stuk weg, diep is de kloof aan de linker zijde en scherp en overhangend de rotswand rechts.

Het blijkt, dat een vrachtwagen in tegengestelde richting door zijn remmen was geschoten en gelukkig kon de chauffeur de auto haaks op de weg tot stilstand brengen, met de neus van de auto boven een afgrond. In geen velden of wegen is er geen kraanwagen te vinden. Arica ligt ongeveer 100 km. Ver weg. Maar de chauffeurs zijn collegiaal en met man en macht is na een half uur de weg weer open.

Collegiaal en eigen belang.
Ik besloot om het kleine bergstadje Putre als uitvalsbasis te gebruiken om deze omgeving verder te verkennen. Ik was ook moe, had hoofdpijn, was kort ademig en was misselijk. Toen ik hier over nadacht werd het me duidelijk dat ik hoogteziekte had. Putre ligt op 3.500 meter hoogte en ik was nog niet volledig ge-acclimatiseert. Een goede oplossing is tijd nemen om het lichaam te laten wennen, een kop speciale thee en pruimen op Coca bladeren.
Tegen zessen liep ik nog even door het stadje, moest geld pinnen en was nieuwsgierig naar wat dit stadje te bieden had. De bevolking bestaat hoofdzakelijk uit afstammelingen van Inca’s en andere autochtone volkeren van voor de Spaanse tijd, mooie mensen met gitzwart haar. Deze mensen zijn iets afstandelijk, maar wel vriendelijk en hulpvaardig.
Toen ik zag, dat veel net geklede mannen en vrouwen zich spoedden naar een hoek van het stadje ben ik uit nieuwsgierigheid ook die kant maar opgelopen. Ik had wel in de gaten, dat het om een geloofsbijeenkomst moest gaan. Toen ik bij de grote loods kwam, werd ik uitgenodigd om binnen te komen. Eenmaal binnen moest ik een van de vele lange tafels aanschuiven en kreeg een fijne maaltijd voorgeschoteld. Ik kon mij niet verstaanbaar maken, maar dat was niet nodig.

Autochtone familie.
Deze, bijna vijfhonderd mensen, behoorden tot een grote familie die verspreid in Chili, Peru en Bolivia woonden. Ze vieren elk jaar een soort verbroedering en dat duurt drie dagen. Ze hebben een geloof dat een mix is van het christelijke en hun oude riten en gewoonten is.