Translate

Parque de Nacional Chiloé

22 december, Parque Nacional Chiloé.

“En ruta de Darwin” las ik tijdens het ontbijt en ik realiseerde me, dat ik de komende dag al eens eerder had beleeft. Maar dan al lezende in de Voyage of the Beagle, waar ik in mijn jonge jaren vaak in weg las te dromen. Verhalen en beschrijvingen van reizen naar verre oorden aan de andere kant van de wereld, op ontdekking naar het onbekende; naar wat de later bleek ‘de oorsprong van de soort’. In mijn geval probeer ik dichter bij mijn gevoel te komen en te ontdekken waar mijn dromen hun oorsprong hebben.

op weg naar Cucao.
De weg van Chondri naar Cucao is op zich al een beleving. Een dertien kilometer smalle slingerende weg die langs het water en door het heuvelachtig gebied voert. Veel exoten in de berm; allerlei soorten varens, sommige slechts klein zoals Blechnum pennamarina, de elegante en wat grotere Bl. arcuatum, de stijve Bl. chilense en zijn grotere broer die een stevige voet heeft en al wat op een boomvaren begint te lijken de Blechnum  magellanicum. Deze twee laatste varens kleuren hun jonge blad prachtig rood / bruin en worden de koeienrib varens genoemd. Grote pollen bloeiende boomlupinen met goudgele of met  meer wittere bloemen, Gunnera tinctoria , die soms stijf tegen de rotswanden groeit of wanneer hij vrij en met de voeten in de vochtige bodem langs een beek staat, met zijn bekende reusachtige bladeren een bijzonder exotisch beeld geeft. Op andere plaatsen, tegen de wegkant aan de kleine variant Gunnera magellanica.
Gunnera en Lophosoria.
Des te dichter de weg bij de Pacific-kust komt, des te dichter en ondoordringbaarder wordt de vegetatie; Drimys, bloeiende en tot drie meter hoge Fuchsia magellanica en vooral Luma apiculata met zijn kaneelkleurige afschilverende stammen.  En uiteraard Nothofagus, maar dit keer Not. nitida en hier en daar de prachtige kleinbladige en op de voor ons bekender Not. antarctica gelijkende Nothofagus betuloides.
Parasiet, maar welke?
Het gedeelte van het park waar ik de meeste tijd heb doorgebracht is een min of meer open moerassig gebied waar over de meest natte gedeeltes een houten voetpad voert. Vooral door de dichtere oerwoudachtige vegetatie leidt een houten pad op palen. Dit is ook de enige oplossing om door dit dichte struweel te wandelen. De door de eeuwen heen omgevallen bomen, vormen een ondoordringbaar tot soms twee meter hoge kluwen en wirwar van stronken waar echt geen doorkomen aan is.
Wandelpad door de jungle.
Daar tussen groeien in chaotische wanorde varens, bamboe’s, reusachtige Drimys, Nothofagus, hoge Pernettya, Gaultheria en hier en daar Lomatia ferruginea, om maar een paar van de vele soorten planten te noemen. Op de stronken en aan de levende bomen een wirwar van klimplanten, soms epifyten en parasiterende planten. Zoals Hymenoglossum cruentum en H. caudiculatum en bloeiende Sarmienta scandens op de verticale stammen en op de liggende stronken in de schaduw de kleine Hymenophyllum pectinatum.
Sarmienta
Maar als klapstuk in dit stuk paradijs staat de hoge varen Lophosoria quadripinata, die tot drie meter hoog kan groeien.
Een gedeelte van dit gebied is sterk in verval, veel dode bomen steken boven de vegetatie uit, naar het schijnt heeft een tsunami in de jaren zestig het gebied overspoeld en laat het zoute zeewater nog steeds zijn verwoestende wering zien. Maar het beleid in dit park is, laat alles aan de elementen, grillen en grollen  over, geen toeval bewerken. Successie is natuur en natuur kan alleen door successie ontstaan.
Het meer open terrein, dat wat echt nat en moerassig is, is ook dicht begroeid, maar meer met lagere planten zoals veel Pernettya,  Ugni molinae en Pilgerodendron uniferum, een conifeer, die wat aan een fijnere vorm van Juniperus doet denken. Tussen de houtige beplanting staan veel Blechnums, grassen en Gunnera’s.

Pilgerodendron.
Dit eerste bezoek aan een nog ongeschonden stuk natuur / oerbos heeft veel indruk op mij gemaakt.