Toen ik redelijk op tijd uit Putre kon vertrekken, scheen de zon en het beloofde een mooie dag te worden. Ik had voldoende water en proviand bij me, want ik had het idee, dat ondanks dat er onderweg kleine dorpjes zouden zijn, daar waarschijnlijk geen winkeltjes of een restaurantje in te vinden zouden zijn.
Bij het verlaten van Putre kon ik nog kiezen, of linksaf de snelste route naar Salar de Surire, of rechtsaf en langs de westelijke hellingen van de Altiplano om vervolgens dwars door het midden van de Altiplano over te steken naar het grote zoutmeer. Aangezien ik hier in Chili voornamelijk voor de planten ben, zou de laatste optie naar mijn idee het meeste resultaat opleveren.
De scheiding tussen de Altiplano en de droge pampa |
Bij Zapahuira, twee huisjes en een paar houten krotten, verliet ik de snelweg Arica – Putre – Bolivia in zuidelijke richting. Tot Belén was de weg geasfalteerd, daarna ging het over in een grindweg met veel kuilen en soms onmogelijke bochten. Deze weg volgt redelijk de hoogtelijn van 3.500 meter.
De eerste tien kilometer komen hier opvallend veel verschillende soorten cactussen voor, o.a. de Kandelaarcactus of Browningia candelaris, de diepgegroefde en meerstammige, tot bijna twee meter hoge Corryocactus brevistylus, de wollige Oreocereus leucotrichus en Or. Variicolor, deze laatste twee soorten worden niet hoger dan ander halve meter, de bolvormige Cumulopuntia, en de plat op de grond liggende cactussen Austrocactus spiniflorus, Eriosyce en Maihueniopsis glomerata. Deze laatste soorten worden slechts enkele centimeters hoog en je moet oppassen er niet op te trappen of, en dat ging soms net goed, niet met de knieën op te gaan leunen tijdens het fotograferen van andere planten.
Stam van Polylepis |
Polylepis |
Iets voor het dorpje Belén is een politiepost en tegen de gevel van een schuurtje stond een grote struik of boompje. In dit hele gebied komen geen grote struiken en al helemaal geen bomen voor, alleen dan bij de huizen soms een aangeplante Australische Eucalyptus. De mooie in een rozet staande kleine donkergroene bladeren en de sterk afschilverende stam zijn de eigenschappen van Polylepis rugulosa, een heester die ik jaren geleden eens van Ward van Teylingen had gekocht en achteraf toch niet winterhard genoeg bleek te zijn.
Polylepis rugulosa |
Na Belén verandert de weg en werd het landschap ruiger, de weg gaat soms tussen enorme rotspartijen door. Grillig en geelwit van kleur. Voor mij, die wel wat gewend is, maakt dit stuk weg grote indruk. Na een half uur rijden, merk ik, dat door de overweldigende indrukken, ik geen foto’s heb gemaakt. Helemaal in de ban van een droomlandschap laat ik het maar zo en besluit dat het lunchtijd is. In een gebied met veel goudgele grassen, Stipa frigida, om me heen en neem ik even rust en eet wat crackers met tonijn uit blik, wat goed bij mijn stemming past. Als dessert eet ik een sinaasappel.
Bijschrift toevoegen |
Stipa frigida |
Ik heb drie gebiedskaarten bij me en de ene dag gebruik ik de één, dan es de ander en soms de derde. Vandaag gebruik ik de kaart die ik per ongeluk uit Arica had meegenomen. Na Tignamar zou ik links af moeten om bij het einddoel van deze dag Salar de Surire te willen komen. Wat ik mij bij dit gebied moest voorstellen, daar had ik geen idee van. De weg bleef slecht en ik hoefde volgens de kaart alleen maar rechtdoor te rijden. Het vervelende van deze weg is, dat hij is aangereden met een zware rupsvoertuig, zodat het allemaal korte bobbels zijn, waarbij de auto en ik trillen op een onaangename manier. Als dat zesenvijftig kilometer door zou gaan, zou ik de komende nacht in bed blijven trillen. Het gebied is hier kaal, zonder interessante planten, veelal glooiend, maar soms doemt er een grillige rotswand links o rechts op. Diepe steile kloven zijn in de loop van de tijd ontstaan door water, dat blijkbaar een zachtere gesteentelaag wist te overwinnen. Het hele gebied ligt bezaaid met harde en zachte lavastenen, die op een lavagruis liggen. De ene vulkaaneruptie is de andere niet, soms stolt de lava tot harde basaltachtige lagen, soms is het poreus en gemakkelijk door water te verweren. Dit zal de oorzaak wel zijn van de lange en diepe kloven in dit maanachtig landschap.
De weg kronkelt door rotsformaties. |
Diepe ravijnen doorsnijden het landschap |
Het landschap ging ook meer over in een vulkaanachtige berglandschap,
soms met sneeuw bedekt, soms alleen met lange conische hellingen. Hier groeiden
alleen nog borstelige graspollen. Ik werd oplettend op wat zou komen, want als
het ergens regent, dan komt ook ergens het water langs de flanken naar beneden.
Op de harde gesteente lagen zou dit sneller zijn, dan wanneer de hellingen uit
poreus gesteente zou bestaan en deze zachte lagen zijn uiteraard al lang wegge-erodeerd.
Het water erodeerde deze zachtere lagen. |
De weg leek steeds minder op een slechte weg, maar leek meer op een twee en halve meter brede strook met twee sporen, net al de lanen langs de wijken in Wildervank, waar ik de pest aan had om met mijn motor langs te scheuren.
Oreocereus Variicolor |
Festuca Hypsophila |
Opvallend stonden hier veel verschillende cactussen, waaronder de prachtig grijsblauwe op de grond liggende Haageocereus fascicularis. Ik had al lang het idee, dat ik de verkeerde weg zou hebben genomen, maar dit stukje terrein was een toegift op mijn reis door de Altiplano.
Haageocereus fascicularis |
Maar ondertussen werd ik natuurlijk steeds meer onzeker, want het was al na vijven en tegen acht uur is hier het grote licht uit en om in dit gebied te moeten overnachten bij min 15 graden, wat de beschrijving van de CONAF folder aangaf, daar moest ik niet aan denken.
Na een regenbui. |
Al snel vond ik de verlaten CONAF refugium, ongeveer twintig meter hoger dan het meer. De deur was los en binnen stonden bedden met dekens.
Ik heb snel mijn bed klaar gemaakt en heb mijn eigen hoeslaken, op advies van Margriet gekocht, tussen de dekens gelegd. In de warme auto, die met de neus naar het zoutmeer stond werd ik verbijsterd van het plotselinge schouwspel van de ondergaande zon.
De Cerro Arintica in de avondzon. |